-
1 chime
n. klokkenspel; harmonie--------v. luiden, klingelen; invallen (met opmerking)chime1[ tsjajm] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:ring the chimes • de klokken luiden————————chime21 luiden ⇒ klingelen, slaan2 in harmonie zijn ⇒ harmoniëren, overeenstemmen♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 (harmonisch) luiden ⇒ doen ken, bespelen♦voorbeelden: -
2 a chime of bells
-
3 ring
n. bel; ring; cirkel; kring; geluid; piste--------v. bellen, telefoneren; omsingelen, omringenring1[ ring]1 ring ⇒ kring; piste, arena♦voorbeelden:her offer has a suspicious ring • er zit een luchtje aan haar aanbodII 〈niet-telbaar zelfstandig naamwoord; the〉1 het boksen ⇒ bokswereld, ring2 circus ⇒ circuswereld, piste♦voorbeelden:————————ring2〈 werkwoord〉————————ring32 bellen ⇒ de klok luiden, aanbellen♦voorbeelden:1 ring true • oprecht/gemeend ken→ ring up ring up/II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 doen/laten rinkelen ⇒ luiden♦voorbeelden:→ ring up ring up/ -
4 peal
n. geratel; geruis; donderslag--------v. ratelen; bellenpeal1[ pie:l] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:a peal of thunder • een donderslag————————peal2〈 werkwoord〉1 luiden2 galmen ⇒ (doen) ken, luid verkondigen♦voorbeelden:
См. также в других словарях:
Cornelis Schuyt — Cornelis Florisz. Schuyt Cornelis Schuyt Hollandsche madrigalen, collection de madrigaux néerlandais publiée en 1603 Naissance … Wikipédia en Français